Fiscale opsporingsdiensten doorgelicht
Het Rekenhof heeft de resultaten gepubliceerd van een audit over de werking van de opsporingsdiensten bij de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit (A.O.I.F.). Deze diensten zijn belast met het systematisch opsporen van feiten en gegevens die nuttig kunnen zijn bij het taxatiewerk. Ze tellen ongeveer 500 ambtenaren, verdeeld over een afdeling Nationale en internationale opsporingen en een afdeling Lokale opsporingen, verspreid over tientallen locaties in het land.
Uit het onderzoek blijkt dat de werking van de fiscale opsporingsdiensten ernstig in het gedrang komt door een aantal fundamentele problemen waar de diensten momenteel mee te kampen hebben. Het Rekenhof wijst in eerste instantie op de personeelsproblematiek: de huidige personeelsformatie van ongeveer 500 ambtenaren is dezelfde gebleven als bij de vroegere opsporingsdiensten. Deze diensten werden gewoon samengevoegd volgens een verdeelsleutel 2/3 Directe Belastingen en 1/3 BTW, zonder rekening te houden met de behoeften. Zo ontstaan er tal van problemen bij interpretatie van de regels, het bepalen van onderzoeksbevoegdheden en bewijsvoering.
De personeelskaders in de grootstedelijke agglomeraties van Antwerpen, Brussel en Luik kampen met acuut personeelstekort en een groot personeelsverloop. Problematisch is ook de hoge leeftijd van de opsporingsambtenaren die niet opgewassen zijn tegen de hen opgedragen taken zoals de controle van geïnformatiseerde boekhoudingen. Het opleidingsaanbod vertoont heel wat lacunes en is over het algemeen te weinig afgestemd op de dagelijkse noden en het opleidingsniveau van de gemiddelde opsporingsambtenaar.
Het Rekenhof wijst erop dat er nog een lange weg is af te leggen naar een efficiënt beheerd computerpark voor de opsporingsdiensten. De beschikbare middelen zijn vaak verouderd en ontoereikend voor een goede werking. Specifieke uitrusting blijkt vaak niet beschikbaar zodat bepaalde opsporingstaken niet kunnen worden uitgevoerd. Ook het takenpakket van de opsporingsdiensten is dringend aan actualisering toe. Zo heeft het Rekenhof ernstige bedenkingen bij het toezicht op de casino’s in het kader van de belasting op spelen en weddenschappen. De kostprijs van dit casinotoezicht is buitensporig hoog in verhouding tot de belastingopbrengst die overigens volledig aan de gewesten toekomt. Bovendien is de interne controle op deze ambtenaren onvoldoende uitgewerkt, zoals in 2004 nog aan het licht kwam bij een fraudeschandaal in het casino te Namen, waarbij ook een aantal opsporingsambtenaren bij betrokken waren.
Het Rekenhof beveelt dan ook aan de opsporingsdiensten beter uit te bouwen en de opsporingsactiviteiten maximaal in te passen in de nieuwe fiscale controlepolitiek. De opsporingsdiensten kunnen immers een belangrijke input vormen voor het risicobeheersysteem waarop de fiscus uiteindelijk zijn selectie van grondig te controleren dossiers zal baseren. In zijn reactie sluit de minister van Financiën Didier Reynders zich grotendeels aan bij de conclusies en aanbevelingen van het Rekenhof. Hij wijst er op dat voor bepaalde hervormingen overleg nodig is met andere betrokken instanties (Justitie, Economische zaken en de gewesten).
Archief van woensdag 1 maart 2006.
Guido Van Peeterssen.
Uit het onderzoek blijkt dat de werking van de fiscale opsporingsdiensten ernstig in het gedrang komt door een aantal fundamentele problemen waar de diensten momenteel mee te kampen hebben. Het Rekenhof wijst in eerste instantie op de personeelsproblematiek: de huidige personeelsformatie van ongeveer 500 ambtenaren is dezelfde gebleven als bij de vroegere opsporingsdiensten. Deze diensten werden gewoon samengevoegd volgens een verdeelsleutel 2/3 Directe Belastingen en 1/3 BTW, zonder rekening te houden met de behoeften. Zo ontstaan er tal van problemen bij interpretatie van de regels, het bepalen van onderzoeksbevoegdheden en bewijsvoering.
De personeelskaders in de grootstedelijke agglomeraties van Antwerpen, Brussel en Luik kampen met acuut personeelstekort en een groot personeelsverloop. Problematisch is ook de hoge leeftijd van de opsporingsambtenaren die niet opgewassen zijn tegen de hen opgedragen taken zoals de controle van geïnformatiseerde boekhoudingen. Het opleidingsaanbod vertoont heel wat lacunes en is over het algemeen te weinig afgestemd op de dagelijkse noden en het opleidingsniveau van de gemiddelde opsporingsambtenaar.
Het Rekenhof wijst erop dat er nog een lange weg is af te leggen naar een efficiënt beheerd computerpark voor de opsporingsdiensten. De beschikbare middelen zijn vaak verouderd en ontoereikend voor een goede werking. Specifieke uitrusting blijkt vaak niet beschikbaar zodat bepaalde opsporingstaken niet kunnen worden uitgevoerd. Ook het takenpakket van de opsporingsdiensten is dringend aan actualisering toe. Zo heeft het Rekenhof ernstige bedenkingen bij het toezicht op de casino’s in het kader van de belasting op spelen en weddenschappen. De kostprijs van dit casinotoezicht is buitensporig hoog in verhouding tot de belastingopbrengst die overigens volledig aan de gewesten toekomt. Bovendien is de interne controle op deze ambtenaren onvoldoende uitgewerkt, zoals in 2004 nog aan het licht kwam bij een fraudeschandaal in het casino te Namen, waarbij ook een aantal opsporingsambtenaren bij betrokken waren.
Het Rekenhof beveelt dan ook aan de opsporingsdiensten beter uit te bouwen en de opsporingsactiviteiten maximaal in te passen in de nieuwe fiscale controlepolitiek. De opsporingsdiensten kunnen immers een belangrijke input vormen voor het risicobeheersysteem waarop de fiscus uiteindelijk zijn selectie van grondig te controleren dossiers zal baseren. In zijn reactie sluit de minister van Financiën Didier Reynders zich grotendeels aan bij de conclusies en aanbevelingen van het Rekenhof. Hij wijst er op dat voor bepaalde hervormingen overleg nodig is met andere betrokken instanties (Justitie, Economische zaken en de gewesten).
Archief van woensdag 1 maart 2006.
Guido Van Peeterssen.
<< Home